toto

Baskisch Woordenschat


Array

1 - Belangrijke uitdrukkingen

Nederlands Baskisch
1
2 Goedendag Kaixo
3 Goedenavond Arrastiri on
4 Goedenavond Arratsalde on
5 Tot ziens Adio
6
7 Tot straks Gero arte
8 Ja Bai
9 Nee Ez
10
11 Alstublieft Mesedez!
12
13
14 Dank u Milesker
15 Dank u Eskerrik asko
16 Dank u wel Milesker!
17 Dank u wel Eskerrik asko!
18 Bedankt voor uw hulp Milesker laguntzagatik
19 Bedankt voor uw hulp Eskerrik asko laguntzagatik
20 Graag gedaan Ez duzu zeren
21 Graag gedaan Deusetaz
22 Okee Ados
23
24 Hoeveel kost dat? Zenbat balio du, otoi?
25 Hoeveel kost dat? Zenbat balio du, mesedez?
26 Pardon! Barkatu!
27
28 Ik begrijp het niet Ez dut ulertzen
29 Ik heb het begrepen Ulertu dut
30
31 Ik weet het niet Ez dakit
32 Verboden Debekatua
33
34 Waar zijn de toiletten, alstublieft? Non dira komunak, otoi?
35 Waar zijn de toiletten, alstublieft? Non daude komunak, mesedez?
36
37 Gelukkig Nieuwjaar! Urte berri on!
38 Gelukkige verjaardag! Urtebetetze on!
39 Prettige feesten! Besta zoriontsuak!
40 Prettige feesten! Jai zoriontsuak!
41
42 Gefeliciteerd! Goresmenak!
43
44

2 - Gesprek

Nederlands Baskisch
1 Hallo. Hoe gaat het? Egun on. Ongi?
2 Hallo. Het gaat goed, dank je Baita zuri ere! Ongi, milesker
3 Hallo. Het gaat goed, dank je Baita zuri ere! Ontsa, milesker
4 Slechts een klein beetje Pixka bat bakarrik
5 Waar kom je vandaan? Nongoa zara?
6 Waar kom je vandaan? Zein herrialdetakoa zara ?
7 Wat is je nationaliteit? Zein da zure nazionalitatea ?
8 Ik ben Hollands
9 En jij, woon je hier? Eta zu, hemen bizi zara?
10 Ja, ik woon hier Bai, hemen bizi naiz
11 Ik heet Sarah, en jij? Ni Sara naiz, eta zu?
12 Julien Julien
13 Wat doe je hier? Zer egiten duzu hemen ?
14 Ik ben op vakantie Bakantzetan naiz
15 Ik ben op vakantie Oporretan nago
16 Wij zijn op vakantie Bakantzetan gara
17 Wij zijn op vakantie Oporretan gaude
18 Ik ben op zakenreis Laneko bidaian naiz
19 Ik ben op zakenreis Laneko bidaian nago
20 Ik werk hier Hemen lan egiten dut
21 Wij werken hier Hemen lan egiten dugu
22 Wat zijn de goeie plekjes om te eten? Zein dira jateko leku onak?
23 Is er een museum in de buurt? Bada museorik hemendik hurbil?
24 Is er een museum in de buurt? Ba al dago museorik hemendik hurbil?
25 Waar kan ik internetverbinding maken? Non konektatzen ahal naiz internetera?
26 Waar kan ik internetverbinding maken? Non konektatu naiteke Internetera?

3 - Leren

Nederlands Baskisch
1 Ik heb het begrepen Ulertu dut
2 Wil je enkele woorden leren? Hiztegi pixka bat ikasi nahi duzu?
3 Okee! Bai, ados!
4 Hoe heet dat? Nola erraten da hau?
5 Hoe heet dat? Nola esaten da hau?
6 Dat is een tafel Mahai bat da
7 Een tafel, begrijp je? Mahai bat, ulertzen duzu?
8 Kan je dat alsjeblieft herhalen? Errepika, otoi
9 Kan je dat alsjeblieft herhalen? Errepika dezakezu, otoi?
10 Kan je een beetje trager praten, alsjeblieft? Emekiago mintzatzen ahal zara?
11 Kan je een beetje trager praten, alsjeblieft? Pixka bat astiroago hitz egin dezakezu?
12 Zou je dat kunnen opschrijven, alsjeblieft? Idazten ahal duzu, otoi?
13 Zou je dat kunnen opschrijven, alsjeblieft? Idatz zenezake, otoi?

4 - Kleuren

Nederlands Baskisch
1 Ik vind de kleur van deze tafel mooi Mahai honen kolorea maite dut.
2 Het is rood Gorria da
3 Blauw Urdina
4 Geel Horia
5 Wit Zuria
6 Zwart Beltza
7 Groen Berdea
8 Oranje Laranja
9 Paars Ubela
10 Paars Morea
11 Grijs Grisa

5 - Getallen

Nederlands Baskisch
1 Nul Zero
2 Een Bat
3 Twee Bi
4 Drie Hiru
5 Vier Lau
6 Vijf Bost
7 Zes Sei
8 Zeven Zazpi
9 Acht Zortzi
10 Negen Bederatzi
11 Tien Hamar
12 Elf Hamaika
13 Twaalf Hamabi
14 Dertien Hamahiru
15 Veertien Hamalau
16 Vijftien Hamabost
17 Zestien Hamasei
18 Zeventien Hamazazpi
19 Achttien Hemezortzi
20 Negentien Hemeretzi
21 Twintig Hogei
22 Eenentwintig Hogeita bat
23 Tweeëntwintig Hogeita bi
24 Drieëntwintig Hogeita hiru
25 Vierentwintig Hogeita lau
26 Vijfentwintig Hogeita bost
27 Zesentwintig Hogeita sei
28 Zevenentwintig Hogeita zazpi
29 Achtentwintig Hogeita zortzi
30 Negenentwintig Hogeita bederatzi
31 Dertig Hogeita hamar
32 Eenendertig Hogeita hamaika
33 Tweeëndertig Hogeita hamabi
34 Drieëndertig Hogeita hamairu
35 Vierendertig Hogeita hamalau
36 Vijfendertig Hogeita hamabost
37 Zesendertig Hogeita hamasei
38 Veertig Berrogei
39 Vijftig Berrogeita hamar
40 Zestig Hirurogei
41 Zeventig Hirurogeita hamar
42 Tachtig Laurogei
43 Negentig Laurogeita hamar
44 Honderd Ehun
45 Honderd vijf Ehun eta bost
46 Tweehonderd Berrehun
47 Driehonderd Hirurehun
48 Vierhonderd Laurehun
49 Duizend Mila
50 Vijftienhonderd Mila eta bostehun
51 Tweeduizend Bi mila
52 Tienduizend Hamar mila

6 - Tijdsaanduidingen

Nederlands Baskisch
1 Wanneer ben je aangekomen? Noiz heldu zara hona?
2 Wanneer ben je aangekomen? Noiz etorri zara hona?
3 Vandaag Gaur
4 Gisteren Atzo
5 Twee dagen geleden Herenegun
6 Hoe lang blijf je? Zenbat denbora egonen zara?
7 Ik vertrek morgen Bihar joanen naiz
8 Ik vertrek overmorgen Etzi joanen naiz
9 Ik vertrek over drie dagen Etzidamu joanen naiz
10 Maandag Astelehena
11 Dinsdag Asteartea
12 Woensdag Asteazkena
13 Donderdag Ostegunean
14 Vrijdag Ostirala
15 Zaterdag Larunbata
16 Zondag Igandea
17 Januari Urtarrila
18 Februari Otsaila
19 Maart Martxoa
20 April Apirila
21 Mei Maiatza
22 Juni Ekaina
23 Juli Uztaila
24 Augustus Abuztua
25 September Iraila
26 Oktober Urria
27 November Azaroa
28 December Abendua
29 Hoe laat vertrek je? Zer tenoretan abiatuko zara?
30 Hoe laat vertrek je? Zer ordutan abiatuko zara?
31 Om acht uur 's ochtends Goizean, zortzietan
32 Om kwart over acht 's ochtends Goizean, zortziak eta laurdenetan
33 Om half negen 's ochtends Goizean, zortziak eta erdietan
34 Om kwart voor negen 's ochtends Goizean, bederatziak laurden gutitan
35 Om zes uur 's avonds Arratsaldean, seietan
36 Ik ben laat Berantean naiz
37 Ik ben laat Berandu naiz

7 - Taxi

Nederlands Baskisch
1 Taxi! Taxi!
2 Waar wilt u naartoe? Nora joan nahi duzu ?
3 Ik ga naar het station Geltokira noa
4 Ik ga naar het hotel Dag en Nacht Gau eta Egun hotelera noa
5 Kunt u me naar de luchthaven brengen? Aireportura eramaten ahal nauzu?
6 Kunt u me naar de luchthaven brengen? Aireportura eraman nazakezu?
7 Kunt u mijn bagage nemen? Nire puskak hartzen ahal dituzu?
8 Kunt u mijn bagage nemen? Nire puskak har ditzakezu?
9 Is het ver van hier? Hemendik urrun da?
10 Nee, het is vlakbij Ez, ondoan da
11 Ja, het is iets verder weg Bai, urrunxago da
12 Ja, het is iets verder weg Bai, pixka bat urrunago da
13 Hoeveel zal het kosten? Zenbat balioko du?
14 Breng me hiernaartoe, alstublieft Eraman nazazu hona, otoi
15 Breng me hiernaartoe, alstublieft Eraman nazazu hona, mesedez
16 Het is rechts Eskuinean da
17 Het is links Ezkerrean da
18 Het is rechtdoor Zuzen da
19 Het is hier Hemen da
20 Het is die kant uit Hortik da
21 Stop! Geldi!
22 Neem uw tijd Hartu zure denbora
23 Mag ik een ontvangstbewijs, alstublieft? Faktura egiten ahal didazu, otoi?
24 Mag ik een ontvangstbewijs, alstublieft? Faktura egin diezadakezu, otoi?

8 - Familie

Nederlands Baskisch
1 Heb je familie hier? Familiarik baduzu hemen?
2 Heb je familie hier? Familiarik daukazu hemen?
3 Mijn vader Nire aita
4 Mijn moeder Nire ama
5 Mijn zoon Nire semea
6 Mijn dochter Nire alaba
7 Een broer Anaia bat
8 Een broer Neba ba
9 Een zus Arreba bat
10 Een zus Ahizpa bat
11 Een vriend Lagun bat
12 Een vriendin Lagun bat
13 Mijn vriend Nire mutil-laguna
14 Mijn vriendin Nire neska-laguna
15 Mijn man Nire senarra
16 Mijn vrouw Nire emaztea

9 - Gevoelens

Nederlands Baskisch
1 Ik hou erg van jouw land Biziki maite dut zure herrialdea
2 Ik hou van je Maite zaitut
3 Ik ben blij Kontent naiz
4 Ik ben blij Pozik nago
5 Ik ben verdrietig Triste naiz
6 Ik ben verdrietig Triste nago
7 Ik voel me goed hier Ongi sentitzen naiz hemen
8 Ik voel me goed hier Ontsa sentitzen naiz hemen
9 Ik heb het koud Hotz naiz
10 Ik heb het warm Bero naiz
11 Het is te groot Handiegia da
12 Het is te klein Txikiegia da
13 Het is perfect Perfektua da
14 Het is perfect Bikain da
15 Wil je vanavond uit? Gaur gauean atera nahi duzu?
16 Ik zou graag uitgaan vanavond Gaur gauean atera nahi nuke
17 Dat is een goed idee Ideia ona da
18 Ik wil me amuseren Ongi pasatu nahi dut
19 Ik wil me amuseren Ontsa pasatu nahi dut
20 Dat is geen goed idee Ez da ideia ona
21 Ik heb geen zin om uit te gaan vanavond Gaur gauean ez dut atera nahi
22 Ik wil rusten Pausatu nahi dut
23 Ik wil rusten Atseden hartu nahi dut
24 Wil je sporten? Kirola egin nahi duzu?
25 Ik heb ontspanning nodig Bai, zainak askatu behar ditut!
26 Ik heb ontspanning nodig Bai, barrenak askatu behar ditut!
27 Ik speel tennis Tenisean jokatzen dut
28 Nee bedankt, ik ben erg moe Ez, milesker, aski akitua naiz
29 Nee bedankt, ik ben erg moe Ez, milesker, nahiko nekatuta nago

10 - Bar

Nederlands Baskisch
1 De bar Ostatua
2 De bar Taberna
3 Wil je iets drinken? Zerbait edan nahi duzu?
4 Drinken Edan
5 Glas Baso
6 Ja, graag Plazer handiz
7 Wat wil je? Zer hartuko duzu?
8 Wat wil je? Zer hartzen ari zara?
9 Waar kan ik uit kiezen? Zer da edateko?
10 Waar kan ik uit kiezen? Zer dago edateko?
11 Er is water of vruchtensap Bada ura edo fruitu jusa
12 Er is water of vruchtensap Ura edo fruta zukua dago
13 Water Ura
14 Kunt u er ijsblokjes bij doen? Izotz kuboak gehitzen ahal dituzu, otoi?
15 Kunt u er ijsblokjes bij doen? Izotz kuboak gehi ditzakezu, mesedez?
16 Ijsblokjes Izotz kuboak
17 Ijsblokjes Horma mokorrak
18 Chocolademelk Txokolatea
19 Melk Esnea
20 Thee Dutea
21 Thee Dutea
22 Koffie Kafea
23 Met suiker Azukrearekin
24 Met melk Kremarekin
25 Met melk Kremarekin
26 Wijn Arnoa
27 Bier Garagarnoa
28 Een thee, graag Dute bat, otoi
29 Een thee, graag Te bat, mesedez
30 Een biertje, graag Garagarno bat, otoi
31 Wat wilt u drinken? Zer edan nahi duzue?
32 Twee thee's, graag Bi dute, otoi!
33 Twee thee's, graag Bi te, mesedez!
34 Twee biertjes, graag Bi garagarno, otoi!
35 Niets, dank u Deus ez, milesker
36 Proost Zure osagarriari
37 Santé! Osagarriari!
38 De rekening, alstublieft! Kontua, otoi!
39 De rekening, alstublieft! Kontua, mesedez!
40 Hoeveel kost dat ? Zenbat zor dizut, otoi?
41 Hoeveel kost dat ? Zenbat zor dizut, mesedez?
42 Twintig euro Hogei euro
43 Ik trakteer je Gomitatzen zaitut

11 - Restaurant

Nederlands Baskisch
1 Het restaurant Jatetxea
2 Wil je iets eten? Jan nahi duzu?
3 Ja, graag Bai, nahi dut
4 Eten Jan
5 Waar kunnen we eten? Non jaten ahal dugu?
6 Waar kunnen we eten? Non jan dezakegu?
7 Waar kunnen we lunchen? Non bazkaltzen ahal dugu?
8 Waar kunnen we lunchen? Non bazkal dezakegu?
9 Het avondmaal Afaria
10 Het ontbijt Askaria
11 Het ontbijt Gosaria
12 Excuseer! Otoi!
13 Excuseer! Mesedez!
14 De menukaart, alstublieft! Menua, otoi!
15 De menukaart, alstublieft! Menua, mesedez!
16 Hier is de menukaart! Hona hemen menua!
17 Eet je liever vlees of vis? Zer duzu nahiago jateko? Haragia ala arraina?
18 Met rijst Irrisarekin
19 Met rijst Arrozarekin
20 Met pasta Pastekin
21 Met pasta Pastarekin
22 Aardappels Patatak
23 Groenten Barazkiak
24 Roerei - spiegelei - zachtgekookt eitje Arroltze nahasiak - zartaginean eginak - edo kuskuan
25 Brood Ogia
26 Boter Gurina
27 Een salade Entsalada bat
28 Een toetje Deserta bat
29 Een toetje Postre bat
30 Fruit Fruituak
31 Fruit Fruituak
32 Hebt u een mes, alstublieft? Ganibetik baduzu, otoi?
33 Hebt u een mes, alstublieft? Labanarik al duzu, mesedez?
34 Ja, ik breng er u onmiddellijk een Bai, berehala ekarriko dizut
35 Een mes Ganibet bat
36 Een mes Ganibet bat
37 Een vork Furtxeta bat
38 Een vork Furtxeta bat
39 Een lepel Koilara
40 Is dit een warme schotel? Plater beroa da?
41 Ja, en erg pikant ook! Bai, eta oso pikantea gainera!
42 Ja, en erg pikant ook! Bai, eta bizi-bizia gainera!
43 Warm Beroa
44 Koud Hotza
45 Pikant Bizia
46 Pikant Bizia
47 Ik neem vis! Arraina hartuko dut!
48 Ik ook Nik ere bai

12 - Afscheid nemen

Nederlands Baskisch
1 Het is laat! Ik moet nu weggaan! Berant da! Joan behar dut!
2 Het is laat! Ik moet nu weggaan! Berandu da! Joan behar dut!
3 Kunnen we elkaar weerzien? Berriz elkartzen ahal gara?
4 Kunnen we elkaar weerzien? Berriz elkar gintezke?
5 Ja, leuk! Bai, plazer handiz
6 Ik woon op dit adres Helbide honetan bizi naiz
7 Heb je een telefoonnummer? Baduzu telefono zenbakirik?
8 Ja, dit is het Bai, hau da
9 Ik vond het gezellig Ongi pasatu dut zurekin
10 Ik vond het gezellig Ontsa pasatu dut zurekin
11 Ik ook, ik vond het leuk om kennis met je te maken Nik ere, laket izan da zu ezagutzea
12 Ik ook, ik vond het leuk om kennis met je te maken Nik ere, atsegina izan da zu ezagutzea
13 We zien elkaar snel weer Laster elkartuko gara berriz
14 Ik hoop het ook Nik ere hala espero dut
15 Tot ziens! Agur!
16 Tot morgen Bihar arte
17 Dag! Adio!

13 - Vervoer

Nederlands Baskisch
1 Dank u Eskerrik asko
2 Pardon, ik zoek de bushalte Otoi! Autobus geltokia xerkatzen dut
3 Pardon, ik zoek de bushalte Mesedez! Autobus geltokia bilatzen dut
4 Hoeveel kost een ticket naar Zonstad? Zenbat balio du Eguzkiaren Hirirako txartela, otoi?
5 Hoeveel kost een ticket naar Zonstad? Zenbat balio du Eguzkiaren Hirirako txartela, mesedez?
6 Waar gaat deze trein naartoe, alstublieft? Nora doa tren hau, otoi?
7 Waar gaat deze trein naartoe, alstublieft? Nora doa tren hau, mesedez?
8 Stopt deze trein in Zonstad? Tren hau Eguzkiaren Hirian gelditzen da?
9 Wanneer vertrekt de trein naar Zonstad? Noiz abiatuko da Eguzkiaren Hirirako trena?
10 Wanneer komt de trein aan in Zonstad? Noiz helduko da Eguzkiaren Hirirako trena?
11 Een kaartje voor Zonstad, alstublieft Eguzkiaren Hirirako txartel bat, otoi
12 Een kaartje voor Zonstad, alstublieft Eguzkiaren Hirirako txartel bat, mesedez
13 Hebt u de dienstregeling van de trein? Baduzu tren-ordutegia?
14 De dienstregeling van de bus Autobus-ordutegia
15 Pardon, welke trein gaat naar Zonstad? Zein da Eguzkiaren Hirirako trena, otoi?
16 Pardon, welke trein gaat naar Zonstad? Zein da Eguzkiaren Hirirako trena, mesedez?
17 Die trein Hau da
18 Graag gedaan. Goede reis! Deusetaz. Bidaia on!
19 Graag gedaan. Goede reis! Ez horregatik. Bidaia on!
20 De (repareer)garage Konponketa garajea
21 Het benzinestation Gasolindegia
22 Voltanken, alstublieft Betea, otoi
23 Voltanken, alstublieft Betea, mesedez
24 Fiets Bizikleta
25 Het stadscentrum Hirigunea
26 De voorstad Hiri ingurua
27 Het is een stad Hiri handia da
28 Het is een dorp Herri bat da
29 Een berg Mendi bat
30 Een meer Laku bat
31 Het platteland Landa-eremua

14 - Hotel

Nederlands Baskisch
1 Het hotel Hotela
2 Appartement Apartamentua
3 Welkom! Ongi etorri!
4 Hebt u een kamer vrij? Baduzue gela librerik?
5 Is er een badkamer in de kamer? Gelak bainugela du?
6 Verkiest u twee eenpersoonsbedden? Nahiago duzu bi banakako ohe?
7 Wenst u een kamer met een dubbel bed? Biko gela nahi duzu?
8 Kamer met bad - met balkon - met douche Gela bainuarekin - balkoiarekin - dutxarekin
9 Kamer met ontbijt Gela gosariarekin
10 Wat is de prijs voor één nacht? Zein da gauaren prezioa?
11 Ik zou graag eerst de kamer zien Lehenik gela ikusi nahi nuke, otoi!
12 Ik zou graag eerst de kamer zien Lehenik gela ikusi nahi nuke, mesedez!
13 Ja, natuurlijk Bai, bistan dena!
14 Ja, natuurlijk Bai, noski!
15 Dank u, de kamer is erg mooi Milesker. Gela biziki ontsa da
16 Dank u, de kamer is erg mooi Milesker. Gela oso ongi da
17 Okee, kan ik reserveren voor deze nacht? Ontsa da, gaur gauerako erreserbatzen ahal dut?
18 Okee, kan ik reserveren voor deze nacht? Ongi da, gaur gauerako erreserba dezaket?
19 Het is wat te duur voor mij, bedankt Pixka bat karioa da niretzat, milesker
20 Het is wat te duur voor mij, bedankt Pixka bat garestia da niretzat, milesker
21 Kunt u voor mijn bagage zorgen, alstublieft? Nire puskak zaintzen ahal dituzu, otoi?
22 Kunt u voor mijn bagage zorgen, alstublieft? Nire puskak zaintzen ahal dituzu, otoi?
23 Waar is mijn kamer, alstublieft? Non da nire gela, otoi?
24 Waar is mijn kamer, alstublieft? Non dago nire gela, mesedez?
25 Het is op de eerste verdieping Lehen estaian da
26 Het is op de eerste verdieping Lehen solairuan dago
27 Is er een lift? Bada igogailurik?
28 Is er een lift? Ba al dago igogailurik?
29 De lift is aan uw linkerkant Igogailua zure ezkerrean da
30 De lift is aan uw linkerkant Igogailua zure ezkerrean dago
31 De lift is aan uw rechterkant Igogailua zure eskuinean da
32 De lift is aan uw rechterkant Igogailua zure eskuinean dago
33 Waar is de wasserij, alstublieft? Non da garbitegia?
34 Waar is de wasserij, alstublieft? Non dago garbitegia?
35 Het is op de gelijkvloerse verdieping Beherean da
36 Het is op de gelijkvloerse verdieping Beheko solairuan da
37 De begane grond Beherea
38 De begane grond Beheko solairua
39 Kamer Gela
40 Droogkuis Garbitegia
41 Kapsalon Ile-apaindegia
42 Autoparking Auto-aparkalekua
43 We zien elkaar in de vergaderzaal? Bilkura gelan elkartuko gara?
44 De vergaderzaal Bilkura gela
45 Het zwembad is verwarmd Igerilekua berotua da
46 Het zwembad Igerilekua
47 Maak me wakker om 7 uur, alstublieft Iratzarri nazazu zazpietan, otoi
48 Maak me wakker om 7 uur, alstublieft Iratzarri nazazu zazpietan, mesedez
49 De sleutel, alstublieft Giltza, otoi
50 De sleutel, alstublieft Gakoa, mesedez
51 De pas, alstublieft Pasea, otoi
52 De pas, alstublieft Pasea, mesedez
53 Zijn er berichten voor mij? Bada mezurik niretzat?
54 Zijn er berichten voor mij? Ba al dago mezurik niretzat?
55 Ja, alstublieft Bai, hemen dituzu
56 Nee, we hebben niets voor u ontvangen Ez, ez duzu deus errezibitu
57 Nee, we hebben niets voor u ontvangen Ez, ez duzu ezer jaso
58 Waar kan ik wisselgeld krijgen? Non eskatzen ahal dut diru-xehea?
59 Waar kan ik wisselgeld krijgen? Non eska dezaket diru-xehea?
60 Kunt u mij wisselgeld geven? Diru-xehean aldatzen ahal didazu, otoi?
61 Kunt u mij wisselgeld geven? Diru-xehean alda diezadaezu, otoi?
62 Dat kunnen wij. Hoeveel had u gewenst? Aldatzen ahal dizugu. Zenbat nahi duzu?

15 - Een persoon zoeken

Nederlands Baskisch
1 Is Sarah hier, alstublieft? Sara hor da, otoi?
2 Is Sarah hier, alstublieft? Sara hor dago, mesedez?
3 Ja, ze is hier Bai, hemen da
4 Ja, ze is hier Bai, hemen dago
5 Ze is weg Atera da
6 Ze is weg Irten da
7 U kunt haar bellen op haar mobiel Bere mugikorrera deitzen ahal duzu
8 U kunt haar bellen op haar mobiel Bere mugikorrera dei dezakezu
9 Weet u waar ik haar kan vinden? Badakizu non aurkitzen ahal dudan?
10 Weet u waar ik haar kan vinden? Badakizu non aurki dezakedan?
11 Ze is op haar werk Lanean da
12 Ze is op haar werk Lanean dago
13 Ze is thuis Etxean da
14 Ze is thuis Etxean dago
15 Is Julien hier, alstublieft? Julien hor da, otoi?
16 Is Julien hier, alstublieft? Julien hor dago, mesedez?
17 Ja, hij is hier Bai, hemen da
18 Ja, hij is hier Bai, hemen dago
19 Hij is weg Jalgi da
20 Hij is weg Irten da
21 Weet u waar ik hem kan vinden? Badakizu non aurkitzen ahal dudan?
22 Weet u waar ik hem kan vinden? Badakizu non aurki dezakedan?
23 U kunt hem bellen op zijn mobiel Bere mugikorrera deitzen ahal duzu
24 U kunt hem bellen op zijn mobiel Bere mugikorrera dei dezakezu
25 Hij is op zijn werk Lanean da
26 Hij is op zijn werk Lanean dago
27 Hij is thuis Etxean da
28 Hij is thuis Etxean dago

16 - Strand

Nederlands Baskisch
1 Het strand Hondartza
2 Weet u waar ik een bal kan kopen? Badakizu non erosten ahal dudan baloi bat?
3 Weet u waar ik een bal kan kopen? Badakizu non eros dezakedan baloi bat?
4 Er is een winkel in die richting Ba saltegi bat norabide horretan
5 Er is een winkel in die richting Denda bat dago norabide horretan
6 Een bal Baloi bat
7 Een verrekijker Largabistak
8 Een pet Kasketa bat
9 Een pet Kasketa bat
10 Een handdoek Eskuoihala
11 Sandalen Sandaliak
12 Een emmer Balde
13 Zonnecrème Eguzkitako krema
14 Zwembroek Bainujantzia
15 Zonnebril Eguzkitako betaurrekoak
16 Schaaldieren Krustazeoa
17 Zonnebaden Eguzkia hartu
18 Zonnig Eguzkitsua
19 Zonsondergang Ilunabarra
20 Parasol Parasola
21 Zon Eguzkia
22 Schaduw Itzala
23 Zonneslag Eguzki kolpea
24 Is het gevaarlijk om hier te zwemmen? Lanjerosa da hemen igeri egitea?
25 Is het gevaarlijk om hier te zwemmen? Arriskutsua da hemen igeri egitea?
26 Nee, het is niet gevaarlijk Ez, ez da lanjerosa
27 Nee, het is niet gevaarlijk Ez, ez da arriskutsua
28 Ja, het is verboden om hier te zwemmen Bai, debekatua da hemen igeri egitea.
29 Ja, het is verboden om hier te zwemmen Bai, debekatuta dago hemen igeri egitea
30 Zwemmen Igeri egin
31 Zwemmen Igeriketa
32 Golf Uhina
33 Zee Itsasoa
34 Duin Duna
35 Zand Hondarra
36 Welk weer voorspellen ze voor morgen? Zer eguraldi eginen du bihar?
37 Welk weer voorspellen ze voor morgen? Zein da biharko eguraldiaren iragarpena?
38 Het weer gaat veranderen Eguraldia aldatuko da
39 Het gaat regenen Euria dakar
40 Het gaat regenen Euria eginen du
41 Het wordt zonnig Eguzkia izanen da
42 Het wordt zonnig Eguzkia egongo da
43 Het wordt erg winderig Haize handia ibiliko da
44 Zwempak Bainujantzi

17 - In geval van problemen

Nederlands Baskisch
1 Kunt u me helpen, alstublieft? Laguntzen ahal nauzu, otoi?
2 Kunt u me helpen, alstublieft? Lagundu nazakezu, otoi?
3 Ik ben de weg kwijt Galdua naiz
4 Ik ben de weg kwijt Galdua naiz
5 Wat wenst u? Zer nahi zenuke?
6 Wat is er gebeurd? Zer gertatu da?
7 Waar kan ik een tolk vinden? Non aurkitzen ahal dut itzultzaile bat?
8 Waar kan ik een tolk vinden? Non aurki dezaket itzultzaile bat?
9 Waar is de dichtstbijzijnde apotheek? Non da farmaziarik hurbilena?
10 Waar is de dichtstbijzijnde apotheek? Non dago farmaziarik hurbilena?
11 Kunt u een dokter bellen, alstublieft? Mediku bat deitzen ahal duzu, otoi?
12 Kunt u een dokter bellen, alstublieft? Mediku bat dei dezakezu, otoi?
13 Welke behandeling krijgt u op dit moment? Zer tratamendu hartzen duzu momentu honetan?
14 Een ziekenhuis Ospitale bat
15 Een apotheek Farmazia bat
16 Een dokter Mediku bat
17 Medische dienst Mediku zerbitzua
18 Ik ben mijn papieren kwijt Paperak galdu ditut
19 Mijn papieren zijn gestolen Paperak lapurtu dizkidate
20 Bureau voor gevonden voorwerpen Objektu galduen bulegoa
21 Hulppost Sokorri postua
22 Nooduitgang Larrialdietako irteera
23 De Politie Polizia
24 Identiteitsbewijs Paperak
25 Geld Dirua
26 Paspoort Pasaportea
27 Bagage Puskak
28 Bagage Bagajea
29 Nee dank u, ik heb geen interesse Ongi da, ez milesker
30 Nee dank u, ik heb geen interesse Ontsa da, ez milesker
31 Laat me met rust! Utz nazazu bakean!
32 Ga weg! Zoaz!