toto

Engels Woordenschat


Array

1 - Belangrijke uitdrukkingen

Nederlands Engels
1 Goedendag Hello
2 Dag! / Hallo! Hi!
3 Goedenavond Good evening
4 Tot ziens Goodbye
5 Tot straks See you later
6 Ja Yes
7 Nee No
8 Alstublieft Please!
9 Dank u Thanks
10 Dank u wel Thanks a lot
11 Bedankt voor uw hulp Thank you for your help
12 Graag gedaan Don't mention it
13 Okee Ok
14 Hoeveel kost dat? How much is it?
15 Pardon! Sorry!
16 Ik begrijp het niet I don't understand
17 Ik heb het begrepen I get it
18 Ik weet het niet I don't know
19 Verboden Forbidden
20 Waar zijn de toiletten, alstublieft? Excuse me, where are the toilets?
21 Gelukkig Nieuwjaar! Happy New Year!
22 Gelukkige verjaardag! Happy birthday!
23 Prettige feesten! Happy holiday!
24 Gefeliciteerd! Congratulations!

2 - Gesprek

Nederlands Engels
1 Hallo. Hoe gaat het? Hello. How are you?
2 Hallo. Het gaat goed, dank je Hello. I'm fine, thank you
3 Spreek je Engels? Do you speak English?
4 Nee, ik spreek geen Engels No, I don't speak English
5 Slechts een klein beetje Only a little bit
6 Waar kom je vandaan? Where do you come from?
7 Wat is je nationaliteit? What is your nationality?
8 Ik ben Hollands I am Dutch
9 En jij, woon je hier? And you, do you live here?
10 Ja, ik woon hier Yes, I live here
11 Ik heet Sarah, en jij? My name is Sarah, what's your name?
12 Julien Julian
13 Wat doe je hier? What are you doing here?
14 Ik ben op vakantie I am on holiday
15 Wij zijn op vakantie We are on holiday
16 Ik ben op zakenreis I am on a business trip
17 Ik werk hier I work here
18 Wij werken hier We work here
19 Wat zijn de goeie plekjes om te eten? Where are the good places to go out and eat?
20 Is er een museum in de buurt? Is there a museum in the neighbourhood?
21 Waar kan ik internetverbinding maken? Where could I get an internet connection?

3 - Leren

Nederlands Engels
1 Ik heb het begrepen I get it
2 Wil je enkele woorden leren? Do you want to learn a few words?
3 Okee! Yes, sure!
4 Hoe heet dat? What's this called?
5 Dat is een tafel It's a table
6 Een tafel, begrijp je? A table. Do you understand?
7 Kan je dat alsjeblieft herhalen? Can you repeat please?
8 Kan je een beetje trager praten, alsjeblieft? Can you talk a bit more slowly, please ?
9 Zou je dat kunnen opschrijven, alsjeblieft? Could you write it down, please?

4 - Kleuren

Nederlands Engels
1 Ik vind de kleur van deze tafel mooi I like the colour of this table
2 Het is rood It's red
3 Blauw Blue
4 Geel Yellow
5 Wit White
6 Zwart Black
7 Groen Green
8 Oranje Orange
9 Paars Purple
10 Grijs Grey

5 - Getallen

Nederlands Engels
1 Nul Zero
2 Een One
3 Twee Two
4 Drie Three
5 Vier Four
6 Vijf Five
7 Zes Six
8 Zeven Seven
9 Acht Eight
10 Negen Nine
11 Tien Ten
12 Elf Eleven
13 Twaalf Twelve
14 Dertien Thirteen
15 Veertien Fourteen
16 Vijftien Fifteen
17 Zestien Sixteen
18 Zeventien Seventeen
19 Achttien Eighteen
20 Negentien Nineteen
21 Twintig Twenty
22 Eenentwintig Twenty-one
23 Tweeëntwintig Twenty-two
24 Drieëntwintig Twenty-three
25 Vierentwintig Twenty-four
26 Vijfentwintig Twenty-five
27 Zesentwintig Twenty-six
28 Zevenentwintig Twenty-seven
29 Achtentwintig Twenty-eight
30 Negenentwintig Twenty-nine
31 Dertig Thirty
32 Eenendertig Thirty-one
33 Tweeëndertig Thirty-two
34 Drieëndertig Thirty-three
35 Vierendertig Thirty-four
36 Vijfendertig Thirty-five
37 Zesendertig Thirty-six
38 Veertig Forty
39 Vijftig Fifty
40 Zestig Sixty
41 Zeventig Seventy
42 Tachtig Eighty
43 Negentig Ninety
44 Honderd One hundred
45 Honderd vijf A hundred and five
46 Tweehonderd Two hundred
47 Driehonderd Three hundred
48 Vierhonderd Four hundred
49 Duizend A thousand
50 Vijftienhonderd A thousand five hundred
51 Tweeduizend Two thousand
52 Tienduizend Ten thousand

6 - Tijdsaanduidingen

Nederlands Engels
1 Wanneer ben je aangekomen? When did you get here?
2 Vandaag Today
3 Gisteren Yesterday
4 Twee dagen geleden Two days ago
5 Hoe lang blijf je? How long are you staying for?
6 Ik vertrek morgen I'm leaving tomorrow
7 Ik vertrek overmorgen I'll be leaving the day after tomorrow
8 Ik vertrek over drie dagen I'll be leaving in three days
9 Maandag Monday
10 Dinsdag Tuesday
11 Woensdag Wednesday
12 Donderdag Thursday
13 Vrijdag Friday
14 Zaterdag Saturday
15 Zondag Sunday
16 Januari January
17 Februari February
18 Maart March
19 April April
20 Mei May
21 Juni June
22 Juli July
23 Augustus August
24 September September
25 Oktober October
26 November November
27 December December
28 Hoe laat vertrek je? What time are you leaving at?
29 Om acht uur 's ochtends Morning, at eight o'clock
30 Om kwart over acht 's ochtends Morning, at a quarter past 8
31 Om half negen 's ochtends Morning, at half past 8
32 Om kwart voor negen 's ochtends Morning, at a quarter to nine
33 Om zes uur 's avonds Evening, at 6pm
34 Ik ben laat I am late

7 - Taxi

Nederlands Engels
1 Taxi! Taxi!
2 Waar wilt u naartoe? Where would you like to go?
3 Ik ga naar het station I'm going to the train station
4 Ik ga naar het hotel Dag en Nacht I'm going to the Day and Night Hotel
5 Kunt u me naar de luchthaven brengen? Can you take me to the airport, please?
6 Kunt u mijn bagage nemen? Can you take my luggage?
7 Is het ver van hier? Is it far from here?
8 Nee, het is vlakbij No it's close
9 Ja, het is iets verder weg Yes it's a little bit further away
10 Hoeveel zal het kosten? How much will it be?
11 Breng me hiernaartoe, alstublieft Take me there, please
12 Het is rechts You go right
13 Het is links You go left
14 Het is rechtdoor It's straight on
15 Het is hier It's right here
16 Het is die kant uit It's that way
17 Stop! Stop!
18 Neem uw tijd Take your time
19 Mag ik een ontvangstbewijs, alstublieft? Can I have a receipt, please?

8 - Familie

Nederlands Engels
1 Heb je familie hier? Do you have family here?
2 Mijn vader My father
3 Mijn moeder My mother
4 Mijn zoon My son
5 Mijn dochter My daughter
6 Een broer A brother
7 Een zus a sister
8 Een vriend a friend
9 Een vriendin a friend
10 Mijn vriend My boyfriend
11 Mijn vriendin My girlfriend
12 Mijn man My husband
13 Mijn vrouw My wife

9 - Gevoelens

Nederlands Engels
1 Ik hou erg van jouw land I really like your country
2 Ik hou van je I love you
3 Ik ben blij I am happy
4 Ik ben verdrietig I am sad
5 Ik voel me goed hier I feel great here
6 Ik heb het koud I am cold
7 Ik heb het warm I am hot
8 Het is te groot It's too big
9 Het is te klein It's too small
10 Het is perfect It's perfect
11 Wil je vanavond uit? Do you want to go out tonight?
12 Ik zou graag uitgaan vanavond I would like to go out tonight
13 Dat is een goed idee It is a good idea
14 Ik wil me amuseren I want to have fun
15 Dat is geen goed idee It is not a good idea
16 Ik heb geen zin om uit te gaan vanavond I don't want to go out tonight
17 Ik wil rusten I want to rest
18 Wil je sporten? Would you like to do some sport?
19 Ik heb ontspanning nodig Yes, I need to relax
20 Ik speel tennis I play tennis
21 Nee bedankt, ik ben erg moe No thanks. I am tired already

10 - Bar

Nederlands Engels
1 De bar The bar
2 Wil je iets drinken? Would you like to have a drink?
3 Drinken To drink
4 Glas Glass
5 Ja, graag With pleasure
6 Wat wil je? What would you like?
7 Waar kan ik uit kiezen? What's on offer?
8 Er is water of vruchtensap There is water or fruit juices
9 Water Water
10 Kunt u er ijsblokjes bij doen? Can you add some ice cubes, please?
11 Ijsblokjes Ice cubes
12 Chocolademelk Chocolate
13 Melk Milk
14 Thee Tea
15 Koffie Coffee
16 Met suiker With sugar
17 Met melk With cream
18 Wijn Wine
19 Bier Beer
20 Een thee, graag A tea please
21 Een biertje, graag A beer please
22 Wat wilt u drinken? What would you like to drink?
23 Twee thee's, graag Two teas please!
24 Twee biertjes, graag Two beers please!
25 Niets, dank u Nothing, thanks
26 Proost Cheers!
27 Santé! Cheers!
28 De rekening, alstublieft! Can we have the bill please?
29 Hoeveel kost dat ? Excuse me, how much do I owe?
30 Twintig euro Twenty euros
31 Ik trakteer je It's on me

11 - Restaurant

Nederlands Engels
1 Het restaurant The restaurant
2 Wil je iets eten? Would you like to eat?
3 Ja, graag Yes, with pleasure
4 Eten To eat
5 Waar kunnen we eten? Where can we eat?
6 Waar kunnen we lunchen? Where can we have lunch?
7 Het avondmaal Dinner
8 Het ontbijt Breakfast
9 Excuseer! Excuse me!
10 De menukaart, alstublieft! The menu, please
11 Hier is de menukaart! Here is the menu
12 Eet je liever vlees of vis? What do you prefer to eat? Meat or fish?
13 Met rijst With rice
14 Met pasta With pasta
15 Aardappels Potatoes
16 Groenten Vegetables
17 Roerei - spiegelei - zachtgekookt eitje Scrambled eggs - fried eggs - or a boiled egg
18 Brood Bread
19 Boter Butter
20 Een salade Salad
21 Een toetje Dessert
22 Fruit Fruit
23 Hebt u een mes, alstublieft? Can I have a knife, please?
24 Ja, ik breng er u onmiddellijk een Yes, I'll bring it to you right away
25 Een mes a knife
26 Een vork a fork
27 Een lepel a spoon
28 Is dit een warme schotel? Is it a warm dish?
29 Ja, en erg pikant ook! Yes, very hot also!
30 Warm Warm
31 Koud Cold
32 Pikant Hot
33 Ik neem vis! I'll have fish
34 Ik ook Me too

12 - Afscheid nemen

Nederlands Engels
1 Het is laat! Ik moet nu weggaan! It's late, I have to go!
2 Kunnen we elkaar weerzien? Shall we meet again?
3 Ja, leuk! Yes with pleasure
4 Ik woon op dit adres This is my address
5 Heb je een telefoonnummer? Do you have a phone number?
6 Ja, dit is het Yes here you go
7 Ik vond het gezellig I had a lovely time
8 Ik ook, ik vond het leuk om kennis met je te maken Me too, it was a pleasure to meet you
9 We zien elkaar snel weer We will see each other soon
10 Ik hoop het ook I hope so too
11 Tot ziens! Goodbye
12 Tot morgen See you tomorrow
13 Dag! Bye!

13 - Vervoer

Nederlands Engels
1 Dank u Thanks
2 Pardon, ik zoek de bushalte Excuse me! I'm looking for the bus stop
3 Hoeveel kost een ticket naar Zonstad? How much is a ticket to Sun City? 
4 Waar gaat deze trein naartoe, alstublieft? Where does this train go, please? 
5 Stopt deze trein in Zonstad? Does this train stop at Sun City? 
6 Wanneer vertrekt de trein naar Zonstad? When does the train for Sun City leave? 
7 Wanneer komt de trein aan in Zonstad? When will this train arrive in Sun City? 
8 Een kaartje voor Zonstad, alstublieft A ticket for Sun City, please
9 Hebt u de dienstregeling van de trein? Do you have the train's time table?
10 De dienstregeling van de bus Bus schedule
11 Pardon, welke trein gaat naar Zonstad? Excuse me, which train goes to Sun City?
12 Die trein This one
13 Graag gedaan. Goede reis! Don't mention it, have a good trip!
14 De (repareer)garage The garage
15 Het benzinestation The petrol station
16 Voltanken, alstublieft A full tank, please
17 Fiets Bike
18 Het stadscentrum Town centre
19 De voorstad Suburb
20 Het is een stad It is a city
21 Het is een dorp It is a village
22 Een berg A mountain
23 Een meer a lake
24 Het platteland The countryside

14 - Hotel

Nederlands Engels
1 Het hotel The hotel
2 Appartement Apartment
3 Welkom! Welcome!
4 Hebt u een kamer vrij? Do you have a room available?
5 Is er een badkamer in de kamer? Is there a bathroom in the room?
6 Verkiest u twee eenpersoonsbedden? Would you prefer two single beds?
7 Wenst u een kamer met een dubbel bed? Do you wish to have a twin room?
8 Kamer met bad - met balkon - met douche A room with bathtub - with balcony - with shower
9 Kamer met ontbijt Bed and breakfast
10 Wat is de prijs voor één nacht? How much is it for a night?
11 Ik zou graag eerst de kamer zien I would like to see the room first
12 Ja, natuurlijk Yes, of course
13 Dank u, de kamer is erg mooi Thank you, the room is very nice
14 Okee, kan ik reserveren voor deze nacht? OK, can I reserve for tonight?
15 Het is wat te duur voor mij, bedankt It's a bit too much for me, thank you
16 Kunt u voor mijn bagage zorgen, alstublieft? Could you take care of my luggage, please?
17 Waar is mijn kamer, alstublieft? Where is my room, please?
18 Het is op de eerste verdieping It is on the first floor
19 Is er een lift? Is there a lift?
20 De lift is aan uw linkerkant The elevator is on your left
21 De lift is aan uw rechterkant The elevator is on your right
22 Waar is de wasserij, alstublieft? Where is the laundry room, please?
23 Het is op de gelijkvloerse verdieping It is on the ground floor
24 De begane grond Ground floor
25 Kamer Bedroom
26 Droogkuis Dry cleaner's
27 Kapsalon Hair salon
28 Autoparking Car parking space
29 We zien elkaar in de vergaderzaal? Let's meet in the meeting room?
30 De vergaderzaal Meeting room
31 Het zwembad is verwarmd The swimming pool is heated
32 Het zwembad Swimming pool
33 Maak me wakker om 7 uur, alstublieft Please, wake me up at seven a.m.
34 De sleutel, alstublieft The key, please
35 De pas, alstublieft The pass, please
36 Zijn er berichten voor mij? Are there any messages for me?
37 Ja, alstublieft Yes, here you are
38 Nee, we hebben niets voor u ontvangen No, we didn't receive anything for you
39 Waar kan ik wisselgeld krijgen? Where can I get some change?
40 Kunt u mij wisselgeld geven? Please can you give me some change?
41 Dat kunnen wij. Hoeveel had u gewenst? We can make some for you, how much would you like?

15 - Een persoon zoeken

Nederlands Engels
1 Is Sarah hier, alstublieft? Excuse me, is Sarah here?
2 Ja, ze is hier Yes, she's here
3 Ze is weg She's out
4 U kunt haar bellen op haar mobiel You can call her on her mobile phone
5 Weet u waar ik haar kan vinden? Do you know where I could find her?
6 Ze is op haar werk She is at work
7 Ze is thuis She is at home
8 Is Julien hier, alstublieft? Excuse me, is Julien here?
9 Ja, hij is hier Yes, he's here
10 Hij is weg He's out
11 Weet u waar ik hem kan vinden? Do you know where I could find him?
12 U kunt hem bellen op zijn mobiel You can call him on his mobile phone
13 Hij is op zijn werk He is at work
14 Hij is thuis He is at home

16 - Strand

Nederlands Engels
1 Het strand The beach
2 Weet u waar ik een bal kan kopen? Do you know where I can buy a ball?
3 Er is een winkel in die richting There is a store in this direction
4 Een bal a ball
5 Een verrekijker Binoculars
6 Een pet a cap
7 Een handdoek a towel
8 Sandalen Sandals
9 Een emmer a bucket
10 Zonnecrème Suntan lotion
11 Zwembroek Swimming trunks
12 Zonnebril Sunglasses
13 Schaaldieren Shellfish
14 Zonnebaden Sunbathing
15 Zonnig Sunny
16 Zonsondergang Sunset
17 Parasol Parasol
18 Zon Sun
19 Schaduw Sunshade
20 Zonneslag Sunstroke
21 Is het gevaarlijk om hier te zwemmen? Is it dangerous to swim here?
22 Nee, het is niet gevaarlijk No, it is not dangerous
23 Ja, het is verboden om hier te zwemmen Yes, it is forbidden to swim here
24 Zwemmen Swim
25 Zwemmen Swimming
26 Golf Wave
27 Zee Sea
28 Duin Dune
29 Zand Sand
30 Welk weer voorspellen ze voor morgen? What is the weather forecast for tomorrow?
31 Het weer gaat veranderen The weather is going to change
32 Het gaat regenen It is going to rain
33 Het wordt zonnig It will be sunny
34 Het wordt erg winderig It will be very windy
35 Zwempak Swimming suit

17 - In geval van problemen

Nederlands Engels
1 Kunt u me helpen, alstublieft? Can you help me, please?
2 Ik ben de weg kwijt I'm lost
3 Wat wenst u? What would you like?
4 Wat is er gebeurd? What happened?
5 Waar kan ik een tolk vinden? Where could I find an interpreter?
6 Waar is de dichtstbijzijnde apotheek? Where is the nearest chemist's shop?
7 Kunt u een dokter bellen, alstublieft? Can you call a doctor, please
8 Welke behandeling krijgt u op dit moment? Which kind of treatment are you undergoing at the moment?
9 Een ziekenhuis a hospital
10 Een apotheek a chemist's
11 Een dokter a doctor
12 Medische dienst Medical department
13 Ik ben mijn papieren kwijt I lost my papers
14 Mijn papieren zijn gestolen My papers have been stolen
15 Bureau voor gevonden voorwerpen Lost-property office
16 Hulppost First-aid station
17 Nooduitgang Emergency exit
18 De Politie The police
19 Identiteitsbewijs Papers
20 Geld Money
21 Paspoort Passport
22 Bagage Luggage
23 Nee dank u, ik heb geen interesse I'm ok, thanks
24 Laat me met rust! Leave me alone!
25 Ga weg! Go away!